Interview met Anton Hafkenscheid over werkrelatie en aandacht
Anton is klinisch psycholoog en psychotherapeut en werkzaam bij Sinai Centrum, een landelijke Joodse instelling voor patiënten met oorlogs-, gewelds- en ernstige seksuele trauma’s. Als aandachtsgebied heeft hij tweedegeneratieslachtoffers, veteranen en vluchtelingen. Naast de drie dagen per week bij het Sinai Centrum, geeft hij ook twee dagen per week supervisie en leertherapie. Zo geeft hij bijvoorbeeld supervisie aan een van de ondergetekenden. Maar vooral in den lande bekend door zijn harde werk in het aantonen en benadrukken van het belang van de werkrelatie!
Wat zijn de ingrediënten die de beste werkrelatie opbouwen, zodat het constructief en helend is?
“Kijk, dat is misschien een vraag die ik direct terug kan stellen aan jou, Charlotte! Wat maakt voor jou dat wij in de supervisie een prettige werkrelatie kunnen hebben? …… “De veiligheid, echtheid en de herkenning. Veiligheid om te delen als en dat je wordt geraakt. En ook de herkenning door de ander is voor mij bepalend voor de openheid in het contact.” Anton vervolgt. “Klopt, als je in een patiëntrol zit, is het belangrijk dat je je gezien voelt als mens en niet alleen als patiënt. Dat er niet alleen naar een beeldscherm wordt gestaard en laboratoriumuitslagen worden genoemd wanneer je bijvoorbeeld bij een arts zit. Het doet goed als de arts letterlijk je naam weet, terug komt op wat eerder is gezegd en mocht er toch een misser in het contact worden gemaakt, dat daar op een menselijke manier op wordt gereageerd. Het gezien worden als mens, vanuit de rol van mens naast een professional. De arts heeft dan aandacht voor jou en dat voel je.”
Welke rol speelt aandacht in de werkrelatie?
“Aandacht is niet alleen een onderdeel van de werkrelatie. Het is een vereiste voor deze relatie! Daarbij is het belangrijk dat er aandacht naar het juiste onderwerp gaat. Aandacht is een dynamisch gegeven, het zit in de interpersoonlijke ruimte. Zo kan ik met volle aandacht bij de patiënt zijn, terwijl de patiënt het niet zo ervaart. En andersom kan dit natuurlijk ook, dat de patiënt je aandacht voelt terwijl je in je hoofd bezig bent met wat je nog aan boodschappen wilt halen. Aandacht is nodig voor een werkrelatie, en de werkrelatie is nodig om de juiste aandacht te geven. We voelen het vooral als aandacht er niet is.
In de somatische zorg is de aandacht voor aandacht inmiddels groter dan in de GGZ. In de GGZ is mijns inziens nauwelijks nog aandacht voor de persoon van de patiënt, maar vooral voor de stoornissen en de technieken. De werkrelatie wordt tegenwoordig meer aangegaan met de diagnose en de behandeltechniek, in plaats van met de persoon. Wanneer een patiënt klaagt over gebrek aan aandacht, zeker bij een aanklampende patiënt, dan heeft dat een paradoxaal effect en gaat de therapeut juist de aandacht verliezen. Het wordt dan een versleten zinnetje, dat irritatie geeft bij de therapeut waardoor de patiënt onderaan de lijst terecht komt. Het is dan aan de therapeut om deze overdracht-tegenoverdracht met emotie op tafel te leggen. Als therapeuten zijn we echter geneigd emoties in contact met de patiënt te onderdrukken, waardoor de relatie inauthentiek wordt. Echtheid, of zoals het in de client-centered psycholotherapie wordt genoemd, congruentie, is dus ook een belangrijk onderdeel van de werkrelatie. Daarnaast heb je ook nog transparantie. Je hoeft niet altijd volledig transparant te zijn, je kan niet altijd zeggen wat je van een patiënt denkt zowel in de positieve als negatieve zin. Een voorbeeld: ik had eens een zeer aantrekkelijk uitziende vrouw in behandeling, die haar gevoel van eigenwaarde alleen aan haar uiterlijk kon ontlenen en zichzelf veel te lichtvaardig uitleverde aan seksueel contact met mannen die haar kortdurend in haar eigenwaarde bevestigden. Juist die aantrekkelijkheid en hoe zij hiermee omging speelde een instandhoudende rol in de lijdensdruk die zij in het leven ervoer. Zij speelde hiermee waardoor er met haar gespeeld kon worden. Als die aantrekkelijkheid niet wordt benoemd in de spreekkamer maar wel in de atmosfeer van de spreekkamer hangt, doe je afbreuk aan de werkrelatie en gebruik je niet de ruimte die er wel mogelijk is. Juist via het uiterlijk kon het zelfbeeld ter discussie worden gesteld. Dan gebruik je wat er interpersoonlijk gebeurt en dat kan je zo transparant en congruent mogelijk inzetten, afhankelijk van hoe je het toepast.
Congruentie is dus belangrijk, transparantie is niet altijd nodig. Bij verkeerd gebruik kun je de werkrelatie stuk slaan. Daar is een parallel te trekken tussen onze patiënten en onze dierbaren. Zo kun je als ouder van verschillende kinderen niet op ieder moment ieder kind even leuk vinden of soms zie je de minder aantrekkelijke kanten van je eigen partner. Dit hardop benoemen maakt stuk, daar hoef je niet transparant in te zijn. Zo ook bij patiënten!”
Veel over onze aandacht, in relatie naar de patiënt en belang voor werkrelatie en vice versa. Wat kunnen wij doen in het pakken van de aandacht van de ander?
“Patiënten in de medische psychologie, die kunnen een somatisch probleem hebben dat ze geen aandacht willen geven, omdat het te pijnlijk is. Dat gaat over eigen pijn erkennen. Niet de pijn erin wrijven…. Maar juist aandacht naar de pijn waarbij je zoekt naar de balans middels een dialectisch proces: er moet aandacht zijn voor de pijn en er moet ook aandacht naar hetgeen dat wel goed gaat en er dus ook is. Deze balans moeten wij als therapeut niet voor de patiënt bepalen, maar daarin moeten we samen met de patiënt zoeken. Patiënten bepalen voor zichzelf hoeveel aandacht er uitgaat naar hun tragiek en wij begeleiden hun aandacht. Daar gaan we met de patiënt een middenweg in vinden. Vanuit ons als therapeut gezien zitten daar wel grenzen aan. Sommige mensen willen bijvoorbeeld geen aandacht besteden aan hun leergeschiedenis. In eerste instantie leg ik me er dan bij neer, dan kijken hoe ver we komen als we dat aspect laten liggen en dat is vaak niet zo ver. Andersom komt het ook voor, dat er alleen maar wordt gesproken over tekortkomingen in de jeugd en dat de patiënt erin blijft ‘hangen’. Als je pijn van het heden in het verleden tegenkomt, dan moet je er ook iets mee. Aandacht naar het juiste onderdeel kan de motor voor verandering zijn. Het moeilijke is, wie bepaalt wat de juiste aandacht is? Je mag als therapeut begrenzen, ‘jij wil de aandacht hier naartoe hebben, maar ik kan niet werken door de aandacht niet ook daar op te richten’.”
Wat zou je ons mee willen geven, met betrekking tot aandacht en werkrelatie?
“Hier wil ik graag starten met een voorbeeld. Een als kind getraumatiseerde bejaarde Joodse man die in behandeling kwam vanwege de dood van zijn geliefde echtgenote. Hij was als jong kind uit de Hollandse Schouwburg gered door kweekschoolstudenten. Hij kwam als jochie in een Fries onderduikgezin terecht. Zijn biologische ouders stierven in de gaskamers. De onderduikouders werden psychologisch zijn echte ouders. Hij was bijna zestig jaar getrouwd met een niet-Joodse vrouw, kind van ‘foute ouders’. Met haar had hij een heel fijn huwelijk.. Na haar overlijden stortte hij in en kwam bij de ene na de andere psycholoog in zorg. En bij elke hulpverlener kwam er een diagnostische classificatie bij. Toen hij bij mij in therapie kwam klaagde hij: “Mijn vrouw is dood en daarom is het leven zinloos”. Uiteraard gaf ik erkenning aan zijn gevoel dat zijn leven hing aan het fijne huwelijk met zijn vrouw. Maar hij vergat dat hij ook nog kinderen en kleinkinderen had die hem Hij is gered door het Fries verzet. Zijn onderduik moeder is al dood, zij heeft een onderscheiding gekregen voor haar verzetsacties. Ik heb hem toen gevraagd “Wat zou uw onderduikmoeder hebben gezegd, als u haar had gezegd dat u alleen nog maar dood wilt? Zij heeft nota bene haar eigen leven voor u in de waagschaal gesteld om u het leven te geven. En u zegt zonder blikken of blozen dat u dood wilt!” Hij vond het totaal niet leuk dat ik dit tegen hem zei, maar er moest aandacht naartoe, dit gaf ruimte. Op hoogbejaarde leeftijd sloeg hij koortsachtig aan het daten. Zijn dates liepen eigenlijk altijd teleurstellend af, want geen van de bejaarde dames kon tippen aan zijn eigen vrouw. De dates nemen de aandacht weg van het rouwen om zijn vrouw. Wij therapeuten moeten aandacht durven sturen. In een dialoog. In een vragende vorm. Achteraf heb ik aan deze man gevraagd “Was ik erg vervelend vandaag? Anders moet u het eerlijk zeggen hoor.” Hij vond het vervelend, maar zei ook dat het nodig was. Als therapeut moeten we aandacht durven sturen maar ons dus ook laten bijsturen. Ergo: de dialoog en werkrelatie. De kern van therapie is juist het pakken van de aandacht!”