Interview met sportieve psycholoog Bernt Hellmann
Bernt Hellmann is GZ-psycholoog en vele jaren werkzaam geweest in de medische psychologie. Sinds 2010 werkt hij in zijn eigen praktijk als sportieve psycholoog. Bernt is ook runningtherapeut en ambassadeur van de stichting Looprecept.
Je bent sportieve psycholoog, vertel eens, wat houdt dat in?
“Goed om te weten is dat ik géén sportpsycholoog ben. Dat is namelijk een aparte opleiding gericht op sport en prestatie. Bij sportpsychologie gaat het om het optimaal presteren ‘het moet altijd beter’. De laatste tijd is hiervan ook de negatieve kant in het nieuws geweest waardoor NOC*NSF nu ook meer aandacht gaat geven aan andere dingen dan alleen maar presteren.
Met sportieve psycholoog wil ik duidelijk maken dat sport iets is wat in de spreekkamer naar voren kan komen. Voor iedereen! Dat we sport kunnen gebruiken voor de gezondheid, om de gezondheid te helpen verbeteren en om de gezondheid te bevorderen die er al is. Het wordt breed ingestoken, het gaat om actieve levensstijl en niet alleen op het sporten zelf. Het kan ook wandelen en tuinieren zijn, het gaat om het belang van in beweging zijn. Een actieve levensstijl is van belang voor onze gezondheid, zeker in ons huidig niet-actieve leven.
Verder bedoel ik met sportief ook dat ik op een sportieve manier met de patiënt om ga. Door ze serieus te nemen, niet te veroordelen, ook als de patiënt (nog) niet aan sport doet. Als mensen klachten over mij hebben ga ik daar ook sportief mee om. En zelf ben ik sportief, want ik doe aan sport…!”
“In het nieuws en in artikelen hoor je twee dingen. Ten eerste, ‘zitten is het nieuwe roken’. En ten tweede, bewegen als medicijn. Dat moeten we een beetje nuanceren, te veel zitten zou slecht voor ons zijn.
Zitten op zich is niet slecht, maar té veel wel. Dat bewegen een medicijn is vraag ik me af. Bewegen is heel erg belangrijk om de gezondheid in stand te houden. Als je niet lichamelijk actief bent gaat je gezondheid juist achteruit. Maar met beweging zullen niet alle (medische en psychische) ziektes te genezen zijn.
Bewegen zie ik als een transdiagnostische behandeling, bijvoorbeeld voor mensen met slaapstoornissen, mensen die piekeren en stressklachten hebben, maar ook bij overgewicht, stemmingsproblematiek en angst- en paniekstoornissen. Bij heel veelzijdige problematiek, kan je bewegen een onderdeel laten zijn van de behandeling!”
Wat is het belang van bewegen voor de patiënten die wij zien voor poliklinische behandeling?
“Bij de medische psychologie zie je veelzijdige problematiek. Bijvoorbeeld bij patiënten met slaapstoornissen, moet je niet alleen kijken naar het slapen maar naar de gehele 24 uur. De behandeling moet gericht worden op het aanleren van een actieve levensstijl, waarin beweging een belangrijk onderdeel is. Als je een actief leven hebt, een actieve levensstijl hebt, dan zal de slaapdruk worden opgebouwd overdag en zal de kans op slaap toenemen. Ik combineer slaaprestrictie met veel bewegen overdag. Ook bij chronische vermoeidheid moet beweging worden ingezet en bied je begeleiding in het geleidelijk opbouwen van bewegen.”
“We zien ook veel mensen die last hebben van piekeren. Er wordt nogal wat afgepiekerd. Evolutionair gezien vind ik dit een interessant fenomeen. We lopen al miljoenen jaren op twee benen. Dit is een efficiëntere manier van voortbewegen dan op vier poten lopen. Het kost veel minder energie. De gedachten is nu dat onze hersenen groter hebben kunnen groeien omdat we deze zuinige manier van lopen hebben. De energie die we niet gebruikte voor lopen konden we in het ontwikkelen van onze hersenen steken.
Tot zo’n 200 jaar geleden liepen we nog gemiddeld 11-15 km per dag. Sindsdien zijn we nog efficiënter gaan bewegen, en leggen nu gemiddeld 51 km per persoon per dag af. Dat is grotendeels woon-werk verkeer, in de auto en we lopen nog maar gemiddeld 2 km per dag. We gebruiken bijna geen energie meer met bewegen, deze energie houden we dus over en gebruiken we dan met onze hersenen. Oftewel we zetten de hersenen aan, we gebruiken energie om te malen. Of het echt zo is weet ik niet maar ik vind het een interessante gedachten. Door onze patiënten meer te laten bewegen, wordt de energie aan beweging besteed en het hoofd weer tot rust gebracht. Het zal mensen dus helpen om meer te gaan wandelen, hardlopen of op een andere manier lichamelijk actief zijn op de dag.”
Hoe pas je beweging goed toe in behandeling?
“1. Zelf met mensen naar buiten gaan, door samen te gaan wandelen of hardlopen. Niet alleen in de praktijk in de stoel zitten, maar ga ook samen met je cliënten naar buiten tijdens een sessie.
2. Ga vanaf het intakegesprek al in gesprek over beweging, door al meteen uit te vragen wat ze doen aan sport en hoeveel ze bewegen. Vanaf dat moment is het onderdeel van de behandeling. Hierin kan je een model van positieve doelen stellen toepassen, doelen die gaan over gezondheid en fitheid en kijken hoe ze daar zelf aan kunnen werken. Hierbij kan je gebruik maken van een vorm van duursport, zoals wandelen, skeeleren, crosstrainer et cetera.
3. Ik laat mensen screenshots van gegevens uit een app op hun telefoon, over de wandeling die ze zelf hebben gemaakt naar mij toesturen en ik laat ze statistieken toesturen, zodat ik op dat moment de stok achter de deur ben. Mensen vinden het fijn om het met iemand te kunnen delen en het helpt mensen om gemotiveerd te blijven. De behandeling kan er toe leiden dat mensen zich bij een verenging aansluiten. Uiteindelijk gaat het over het implementeren van bewegen in het dagelijks leven, zonder mij als stok achter de deur.
4. Een van de belangrijke dingen als het gaat om gedragsverandering is het inzicht krijgen in je cognitieve dissonantie en welke manieren iemand gebruikt om het te verminderen. Hét werk van de therapeut. Mensen weten dat wandelen belangrijk voor ze is maar ze doen het niet. Om deze tegenstijdigheid te verminderen gebruiken ze een smoes waardoor het logisch lijkt. Ze zeggen bijvoorbeeld dat het slechte weer is of dat ze geen aanleg hebben voor hardlopen. Deze smoezen worden in behandeling uitgedaagd ‘hoe weet u dat zo zeker?’, mensen kan je vervolgens uitdagen om een experiment te doen en bijvoorbeeld samen een stukje te gaan hardlopen. Dit kan bijvoorbeeld ook bij mensen met paniekaanvallen, door het hardlopen ga je het hijgen provoceren en dan kijken of datgene waar ze bang voor zijn is gebeurd.”
Wat wil je de medisch psychologen verder nog meegeven?
“Allereerst dat bewegen goed is. Hoe meer je beweegt, hoe beter. We zitten nog lang niet aan de 15 km per dag, er kan nog wel wat bij! Daarnaast wil ik ook de psycholoog zelf uitdagen om naar zijn of haar eigen cognitieve dissonantie te kijken. En te bedenken hoe wij zelf onze dissonantie reduceren. Er zijn volgens mij genoeg psychologen die niet met de patiënt naar buiten gaan, vanwege allerlei redenen. Bijvoorbeeld, ‘wat als de patiënt buiten valt, dan zijn we niet verzekerd’ is een veel gebruikte reden die ik hoor. Bij mij is iemand een keer gevallen en stond ook weer op. Dat hoeft geen reden te zijn om niet naar buiten te gaan.
Wat zijn jouw eigen cognities en daag je die zelf ook uit? Kom in actie, ga hierover bijvoorbeeld het gesprek aan met de medische staf of de raad van bestuur.
Tenslotte zie ik een goede psycholoog als een psycholoog die zelf het goede voorbeeld geeft aan de patiënt. Dus iemand die zelf ook in beweging is. “Een goede psycholoog is een fitte psycholoog”.”